Gods verbond Israël, belangrijke passages

Deel 3: Deut. 9
Waarom en hoe kregen de Israelieten het land van Kanaan?

Deut. 9:
3 Weet dan heden, dat de Here, uw God, zelf voor u uit gaat als een verterend vuur; Hij zal hen verdelgen en voor uw ogen onderwerpen; zo zult gij in korte tijd hun gebied in bezit nemen en hen vernietigen, zoals de Here tot u gesproken heeft. 
Zeg niet bij uzelf, wanneer de Here, uw God, hen voor u uit gejaagd heeft: wegens mijn gerechtigheid heeft de Here mij dit land in bezit doen nemen; want wegens hun goddeloosheid drijft de Here deze volken voor u weg.
Niet wegens uw gerechtigheid noch wegens de oprechtheid van uw hart gaat gij hun land in bezit nemen, maar wegens hun goddeloosheid drijft de Here, uw God, deze volken voor u weg en om het woord gestand te doen, dat de Here uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft. 
Weet dus dat de Here, uw God, u dit goede land niet in bezit geeft wegens uw gerechtigheid; gij zijt immers een hardnekkig volk.

Belangrijke waarheid: (1)
Vers 3. Weet dan heden, dat de Here, uw God, zelf voor u uit gaat als een verterend vuur; Hij zal hen verdelgen en voor uw ogen onderwerpen; zo zult gij in korte tijd hun gebied in bezit nemen en hen vernietigen, zoals de Here tot u gesproken heeft. 

Ja, uiteindelijk was het God die als een verterend vuur de inwoners van Kanaan verdelgde en vernietigde, en dit door de hand van de nakomelingen van Abram onder leiding van Jozua.

Jozua 24:
8 Ik bracht u in het land der Amorieten, die aan de overzijde van de Jordaan woonden, en toen zij tegen u streden, gaf Ik hen in uw macht; gij naamt hun land in bezit, terwijl Ik hen voor u heen verdelgde.
(Deut. 7: 1- 2, 16, 23- 24)

Een tweede passage die ook zeer belangrijk is om het geheel van deze profetie te begrijpen vinden we in Exodus 23.

Exodus 23:
23 Want mijn engel zal voor uw aangezicht gaan en u brengen naar de Amoriet, de Hethiet, de Perizziet, de Kanaaniet, de Chiwwiet en de Jebusiet, en Ik zal hen vernietigen. 
24 Gij zult u niet nederbuigen voor hun goden noch hen dienen en gij zult niet doen naar hun werken, maar gij zult ze volkomen vernielen en hun gewijde stenen zult gij geheel verbrijzelen. 
25 Maar gij zult de Here, uw God, dienen; dan zal Hij uw brood en uw water zegenen en Ik zal ziekte uit uw midden verwijderen. 
26 Geen vrouw in uw land zal een misgeboorte hebben of onvruchtbaar zijn. Het getal uwer dagen zal Ik vol maken. 
27 De schrik voor Mij zal Ik voor u uit zenden; Ik zal in verwarring brengen elk volk, waarmee gij in aanraking komt, en Ik zal al uw vijanden voor u doen vluchten. 
28 Ook zal Ik hoornaars voor u uit zenden, opdat zij de Chiwwiet, de Kanaaniet en de Hethiet voor u uit verdrijven. 
29 Ik zal hen niet in een jaar voor u uit verdrijven, opdat het land geen woestenij worde en het wild gedierte u niet te veel worde. 
30 Langzamerhand zal ik hen voor u uit verdrijven, totdat gij zo vruchtbaar wordt, dat gij het land in bezit kunt nemen.
31 En Ik zal u het gebied geven van de Schelfzee tot de Zee der Filistijnen en van de woestijn tot de Rivier, want Ik zal de inwoners van het land in uw macht geven, zodat gij hen voor u uit verdrijft. 

Deze woorden laten zien dat de verdelging van de Amorieten en andere volken niet in één dag gebeurde, maar dat dit juist over een langere periode gebeurde. Het duurde zelfs meer dan één jaar. (Vers 29)

Belangrijke waarheid: (2)
Vers 4. Zeg niet bij uzelf, wanneer de Here, uw God, hen voor u uit gejaagd heeft: wegens mijn gerechtigheid heeft de Here mij dit land in bezit doen nemen; want wegens hun goddeloosheid drijft de Here deze volken voor u weg.

Aan de hand van dit vers kunnen we heel duidelijk stellen dat God dit land aan de nakomelingen van Abram heeft gegeven vanwege de goddeloosheid van de Amorieten en de andere genoemde volken.

Dit laat opnieuw zien dat de Amorieten “de maat van ongerechtigheid” hadden bereikt en toen deze “de volheid” had bereikt, werden de Amorieten verdelgd en uitgeroeid.
En dit was een werk van God. Niet een werk van de nakomelingen van Abram.

Deze zaken zijn zeer belangrijk in het oude en nieuwe Testament als het gaat over Gods oordelen over volken.

Belangrijke waarheid: (3)
5 Niet wegens uw gerechtigheid noch wegens de oprechtheid van uw hart gaat gij hun land in bezit nemen, maar wegens hun goddeloosheid drijft de Here, uw God, deze volken voor u weg en om het woord gestand te doen, dat de Here uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft. 

En zo lezen we in dit vers “niet vanwege uw gerechtigheid, noch wegens de oprechtheid van uw hart” gaat gij het land in bezit nemen.

Nee, het was niet vanwege de gerechtigheid van de nakomelingen van Abram dat zij het land van Kanaan zouden beerven.

Opnieuw wordt in dit vers bevestigd dat zij het land als  bezitting kregen omwille de goddeloosheid van de volken die toen in Kanaan woonde.

Maar dit vers geeft nog een belangrijke toevoeging, “en om het woord gestand te doen, dat de Here uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft”. 

Met deze gedachte zien we twee zaken samenkomen, te weten, 1) God verdelgde de Amorieten en de andere volken vanwege hun ongerechtigheid, en 2) God vervulde een belofte die gemaakt was aan de aardsvaders.

Belangrijke waarheid: (4)
6 Weet dus dat de Here, uw God, u dit goede land niet in bezit geeft wegens uw gerechtigheid; gij zijt immers een hardnekkig volk.

En zo komen we terug bij het principe van goddeloosheid, ongerechtigheid en de hardnekkigheid van de nakomelingen van Abram.

God gaf dit goede land niet in bezit vanwege gerechtigheid, nee dit alles was een deel van Gods grotere plan.

De nakomelingen van Abraham? Zij waren hardnekkig.

Copyright © 2019 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by BinR
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX